Oude zakelijke rechten

Oude zakelijke rechten zijn rechten die vaal al eeuwen gevestigd zijn en bij het eerste Burgelijk Wetboek van 1838 niet zijn opgenomen, maar wel van kracht zijn gebleven.
De eendenkooi kent twee zakelijke rechten, t.w. het recht van eendenkooi en het afpalingsrecht. 

Het recht van eendenkooi

De eerste eendenkooien (vogelkoyen) werden gebouwd in de 14e en 15e eeuw en werden gebouwd door grootgrondbezitters vnl adel en heren van de heerlijkheden. Zij hadden het jachtrecht en beschikten ook over de financiële middelen om kooien te bouwen. (zie bij ‘De bouw’).Gravure eendenkooi

In de loop van de 16e eeuw ontstond er een wildgroei in de bouw van de kooien en werd in Holland door Karel V in 1555 een plakkaat uitgevaardigd. Hierin werd vastgelegd dat men voor de bouw van een vogelkoy octrooi moest aanvragen. Kooien die minstens tien jaar daarvoor al functioneerden kregen direct het octrooi. Ook werd bepaald dat er rond de kooi een behoorlijke hoeveelheid grond in eigendom moest zijn (teminste 8 morgen). De belangrijkste reden voor deze regel was het voorkomen van schade, veroorzaakt door de eenden uit de kooi, aan gewassen zoals gerst en haver.

Het plaquaat gold alleen voor Holland, in andere delen van de Nederlanden werden soortgelijke regels later ingevoerd.

We praten dan over het recht van eendenkooi, het oprichten van een eendenkooi en het vangen van vogels in deze inrichting. Door de eeuwen heen werd het recht soms iets aangepast, maar over het algemeen bleef dit gehandhaafd tot 1795. In dat jaar kwamen de Nederlanden onder frans bestuur en was het uit met het jachtrecht en het vogelen als exclusief recht van ambtsheren en particulieren. (vrijheid, gelijkheid en broederschap)

                                                                      Illustratie uit Rijckelsma 'Wilde eenden-jacht ofte Beschrijvinge vande Hollandsche Vogel-koyen' 1621

Een den ander moest dus vanuit de overheid gereguleerd gaan worden. In 1807 werd door Koning Lodewijk Napoleon  de wet behelzende ‘Algemene bepalingen op de Jagt en Visscherij’, de exclusiviteit van het jagen op eigen grond verviel hierbij.

Wat betreft de eendenkooien (en duiventillen en zwanendriften) werd bepaald dat deze met inachtneming van het Jachtregelement, behouden konden worden. De eigenaren moesten echter wel binnen 3 maanden een bewijs overleggen aan de Opperjagermeester dat zij inderdaad eigenaar waren. Letterlijk: ‘onder overlegging van kopy van het door hun geöbtineerd octrooij of ander Privilege, of zoodanig andere bewijzen waaruit zal consteeren, dat zij, gedurende de laatste twaalf jaren, dit Regt hadden uitgeoefend, en Registratie van dit Regt verzoeken’ (art.61). Dus kooien in gebruik voor 1795.

In het Nationaal Archief zijn alle aanmeldingen van de betreffende kooien aanwezig, de opgaves werden gedaan door de burgemeesters van de plaatsen waar de kooien lagen en soms ook verklaringen van de veldwachter (zie illustratie).

Voor het eerst was een overzicht van alle functionerende eendenkooien in Nederland. De registratie moest daarna om de 4 jaar worden aangevraagd (zie item ‘Registraties). Bij de komst van het Kadaster werd het ‘regt van eendenvangst’ meestal ook vermeld in de aanwijzende tafels. 

Wilde men een nieuwe kooi bouwen dan moest men een vergunning aanvragen. Pas bij de invoering van de wet Natuurbescherming per 1 januari 2017 is de verplichte registratie verdwenen. Wat wel gebleven is zijn de voorwaarden waaraan een eendenkooi moet voldoen (artikel 3.5). Een open wateroppervlak (kooiplas) van minimaal 200 vierkante meter, waarin een cirkel met een straal van ten minste 7,5 meter. Het water dient minmaal 50 cm diep te zijn, rondom de plas een rand van bos of struweel en tenminste 1 vangbare vangpijp.

 Afpalingsrecht

 Een tweede oud zakelijk recht bij de eendenkooi is het afpalingsrecht. De basis van dit recht is de voorwaarde voor het vangen van waterwild dmv een eendenkooi de rust in en rond de kooi. Deze rust is verzekerd door het bestaan van de zogenaamde afpalingskring. Bij kooien waarop dit afpalingsrecht rust mogen binnen een zekere omtrek zonder noodzaak geen handelingen worden verricht waardoor de eenden binnen de afpalingskring kunnen worden verstoord of verjaagd. Vanzelfsprekend geldt dit niet voor eendenkooien zonder dit afpalingsrecht.

 Op het moment dat de vogelkooien aan wettelijke bepalingen werden onderworpen, was er nog geen sprake van een afpalingsrecht, maar gold wel voor iedere kooi een verbod van stoornis. In een plakkaat uit 1567 werd het volgende verboden ‘lange ofte korte Roeren ofte Bussen losse te schieten, noch op haerluyder Schuuten ofte anders te kloppen, noch oock haerluyder seylen te schudden, ofte over te werpen ofte andere diergelijcke geluyt, ook met roepen ofte krijten in , daer by ’t Gevogelte uyt de voorszeide Vogelkoyen ofte Driften verjaecht ofte verstoort soude mogen worden’. 

Het gebied rond de kooi waar deze handelingen verboden waren was vijfhonderd roeden en dat is ca. 1880 meter. 

Nemen we een kijkje in Oud Rechtelijke Archieven (ORA’s) dan blijkt al snel dat er veel fout ging rond de handhaving hiervan. Vele processen-verbaal werden uitgeschreven voor illegale activiteiten in en rond de kooien, niet alleen vanwege verstoringen, maar ook voor stropen, stelen van eieren, eenden en spullen uit de kooihuisjes. De afgelegen ligging van de eendenkooien maakte dit natuurlijk erg aantrekkelijk voor degene die hier op uit waren.

Bij de opzet van de centrale registratie in 1807 werd ook een begin gemaakt met het vastleggen van het afpalingsrecht en kregen de kooikers/eigenaren het recht om het vastgestelde gebied rond de kooi af te bakenen. In 1814 werd een nieuwe jachtwet ingevoerd en werd het plaatsen van palen en borden verplicht gesteld. In het register werd ook opgenomen het aantal Rijnlandse roede deze kring zou bedragen. Het middelpunt is het midden van de kooiplas en wordt getrokken als een cirkel om de kooi heen.Afpalingskring 200 rr

De afpalingskring verschilde nogal per regio, in Gelderland was dit 200 roede (753 meter), maar bv in Friesland was dit over het algemeen 300 rr (1200 meter). De grootte werd bepaald door de Provinciale Staten van de provincie.

In de loop van de tijd hebben nogal wat eendenkooien het afpalingsrecht verloren, o.a. door ruilverkaveling, dorps- en stadsuitbreiding en aanleg van infrastructuur. Nieuwe eendenkooien kunnen geen beroep doen op het afpalingsrecht, het geldt alleen voor kooien die op 1 april 1977 al het afpalingsrecht hadden, echter oudere kooien waarvan het afpalingsrecht  is verlopen kunnen nog wel een beroep doen op dit recht en het recht laten registreren bij het kadaster.

Een voorbeeld van een afpalingskring van 200 RR = 753 meter.

____________________

Inhoud

Rond de eendenkooi
Oude zakelijke rechten
Registratie eendenkooien
Boeken en publicaties
Bronnen en verantwoording
extraSmallDevice
smallDevice
mediumDevice
largeDevice