De vangpijp kent vele verschijningsvormen. Een ding hebben ze gemeen, een doodlopende sloot, aan drie zijden afgesloten met aan het einde een vanghokje waarin de eend zijn einde vindt.
De pijp heeft in het midden gedeelte een kromming waardoor het zicht van de eend op de kooiplas wordt bemoeilijkt. Sommige vangpijpen zijn aan twee zijden gesloten en meestal aan één zijde voorzien van kortschermen die in een bepaalde hoek ten opzichte van het water staan. Over de pijp ligt op beugels een net of gaas, zodat de eenden alleen verder de pijp in kunnen vliegen. In het verleden werd er voor afdekking ook wel gebruik gemaakt van slieten (dunne wilgentakken). De foto hiernaast is van een afgedekte gelderse pijp met slieten (Batenburg).
De pijp uitgaan, vroeger toen er alleen voor de consumptie gevangen werd gold dit voor elke eend die hierin terecht kwam. Het einde van de vangpijp ligt altijd in het licht waardoor de vluchtende eenden denken naar de uitgang te vliegen. Het einde van de pijp eindigt altijd in een vanghokje. In vroegere tijden was dit een lange fuik.
Ook de beugels kunnen qua vorm verschillen, in de ene kooi zijn het liggers die de vangpijp overspannen en rusten op de schermen die langs de vangpijp staan. In andere vormen zijn de beugels gebogen en rusten niet op de schermen en overspannen een gedeelte van de vangpijp.
De verschillen in de vangpijpen worden bepaald door de regio waarin de kooi ligt. Zo kennen we op dit moment als de vier modellen het Fries, het Gelders, het Noord-Hollands en het Overijssels model model. Men gaat ervan uit dat het Hollands model het eerste model was met meerdere pijpen. Op dit moment zijn er geen kooien meer van het Hollands model. Het Hollands model was vooral te vinden in Zuid-Holland, Utrecht en Zeeland.
We kennen tegenwoordig wel veel hybride vormen, gebaseerd op het Fries of Gelderse model met de nodige aanpassingen. De meest bekende mengvormen zijn het Texels model en het Terschellinger model. Daarnaast zijn er ook verschillen door inzichten en ervaringen van de kooiker. Vermeldenswaardig hierbij is de opgraving van een eendenkooi in het Strijkviertel bij Utrecht waar aanvankelijk een Hollandse pijp lag en die later werd vervangen door een pijp van het Gelders model.
Hoe de eerste vangpijpen er precies hebben uitgezien is helaas niet duidelijk.
Het is aannemelijk dat dit eenvoudige losse pijpen waren die aan kleine plassen (turf afgravingen) en rivieren werden gebouwd. De eerste afbeeldingen van eendenkooien wijzen hierop. In de loop van de 14e eeuw ging de ontwikkeling naar een gegraven kooiplas met meerdere vangpijpen