Jok van Bijnen - Haarsteeg

Jok (1943) is al meer dan 60 jaar kooiker op eendenkooi ‘De Sompen’ bij Haarsteeg (NB). De kooi ligt in de komgronden van de Maas en is gebouwd in 1822 in opdracht van Willem Mommersteeg en H.C. de Jong, burgemeester en schout van Vlijmen.Jok van Bijnen 
De kooi is gebouwd rond een wiel (restant van een oude dijkdoorbraak) en heeft dan ook een ronde vorm waaraan in het verleden 5 vangpijpen lagen. Jok vertelt dat door het vele onderhoud hij de vijfde pijp niet meer gebruikt en deze langzaam aan het verlanden is. 

Jok zijn ouders hadden een boerenbedrijfje en hun melkkoeien geweid in De Sompen. De koeien werden in die tijd in het zomerseizoen in de wei gemolken. Jok vertoefde zodoende in zijn jonge jaren veel in De Sompen om de koeien te melken. Als broekie maakte hij zo kennis met de eendenkooi en het kooibedrijf. Kooiker op Eendenkooi De Sompen was toen Maurice van de Water († 1973), een telg uit het kooikersgeslacht Van de Water. Maurice van de Water huurde de kooi van Mommersteeg en verdiende toen de kost onder andere met het vangen van eenden”. 

In 1956 verkochten de families De Jongh en Mommersteeg de kooi met omliggende landerijen aan Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer had in de naoorlogse periode opdracht gebieden aan te kopen voor natuurbehoud, de zogenaamde CRM-reservaten. In die periode zijn door Staatsbosbeheer veel gebieden, waaronder tal van eendenkooien, aangekocht voor reservaatvorming. Maurice van de Water (zie foto linkerkolom) ging mee over naar Staatsbosbeheer met de aankoop van de kooi en kwam in dienst bij Staatsbosbeheer. Enkele jaren later volgde Jok die op zeer jeugdige leeftijd in dienst kwam bij Staatsbosbeheer. Voor het vele werk op de kooi waren extra handen nodig. Jok, bekend met De Sompen, zag het buitenwerk wel zitten en trad in dienst bij Staatsbosbeheer om de kooi mee te beheren. Jok leerde het vak van Maurice van de Water, kooiker van de Sompen van 1938 tot 1973. Op dat moment is Jok ingewijd in de kunsten van de kooiker en neemt eerst samen met een zoon van Maurice en wat later alleen het roer over.

Het onderhoud van de kooi werd vanaf het begin gedaan met materialen uit het kooibos. De kooi heeft een omvang van 9 ha en heeft dus een zeer groot kooibos. De Sompen Wilgen- en essenhout was in grote getale voorradig en ook het riet werd in de landen rond de kooi geoogst.
De beugels waren altijd van wilgenhout. De stammen werden in februari afgezet en gingen met de kont in het water, nadat de stammetjes uitliepen werden ze geschild en de knoesten verwijderd. De stammen werden in de praam gelegd. De praam bestond uit een een aantal bomen of palen waartussen de stammen werden geplaatst dusdanig dat er de juiste kromming van de beugels kon ontstaan. Na een paar maanden waren de beugels in en in droog en behielden de kromme vorm die nodig was op de vangpijp. Deze beugels gaan ongeveer 4 jaar mee. Ook voor het scherpe eind werden wilgen slieten gebruikt, maar tegenwoordig gebruikt Jok hiervoor gebogen betonijzer.

Tegenwoordig kennen we de netten gemaakt van nylon en blijven deze het hele jaar op de vangpijp,  maar dat was in het verleden wel anders. Nylon was onbekend en de netten werden gemaakt van allerlei materiaal, meestal plantaardig, vezels van brandnetel, hennep en linnen, later werd dat meestal gesponnen katoendraad. Allemaal niet erg duurzaam. Jok vertelt hoe de netten wel verduurzaamd werden. De netten werden na het vangstseizoen van de beugels gehaald en in een grote ton met taancarbolineum gelegd. Na een dag werden de netten eruit gehaald en te drogen gehangen. Pas vlak voor het vangseizoen werden ze teruggelegd op de vangpijpen. Dat werken met de taancarbolineum was een smerig karweitje en voordata het werk begon werden handen en gezicht ingesmeerd met uierzalf om verbranding van de huid te voorkomen.
Over het scherpe eind lagen in het verleden ook netten, maar sinds de komst van het gaas werd dit gebruikt in plaats van netten. De maat van de mazen van het net moeten 10x10 cm zijn, kleinere mazen houden veel afvallen takjes en bladeren tegen en vormen bij sneeuwval, mat name bij natte sneeuw en dusdanige laag op het net dat instorten van de pijp niet denkbeeldig is. Hetgeen Jok in het verleden een keer is overkomen.

 De schermen werden gemaakt van het riet dat rond de kooi groeide in de uitgestrekte plas/dras gebieden in de komgronden van de Maas. v d Water De eerste laag van het scherm werd gemaakt van de staande laag,  de dikkere onderzijde van het riet werd op de grond geplaatst, de volgende laag had de dikke zijde boven waardoor een mooi dik en ondoorzichtig scherm ontstond. Het riet werd vast gemaakt met wilgen slieten die werden gebonden met wilgentenen. (zie foto). Later werd voor het binden van het riet  ijzerdraad gebruikt. Op dit moment wordt er op de kooi gebruik gemaakt van rietmatten, bij te veel slijtage wordt er een nieuwe mat tegen aan gezet.

Voor de betuiing (beschoeiing) werd gebruikt gemaakt van wilgenslieten die tegen de oevers van de kelen (vangpijpen) werden gevlochten. Het lastige van deze vorm van betuining is de korte houdbaarheid van de wilgenslieten, met name de gedeelten die dan weer nat en dan weer droog waren. In de jaren zeventig werd het wilgenhout vervangen door asbest golfplaten. De asbest golfplaten zit er nog steeds, maar duidelijk is dat op termijn dit op een andere manier moet worden opgelost.

De kelen (vangpijpen) zijn van het Gelders model, lang, bij de ingang zeer breed en bij het scherpe eind langzaam lager tot de hoogte van het vanghokje. Jok vertelde dat de brede ingang speciaal is voor het blauwgoed. Deze zwemmen een te smalle keel niet in. Op de Sompen werd veel blauwgoed gevangen. Hiertoe werd een makkestal van smienten opgebouwd. sompen 16 Een deel van de gevangen smienten gingen in het makhok en bij het volgend vangseizoen gekortwiekt en in de vangpijp gezet. Vroeger werden ze ook wel geleewiekt, dat is echter sinds 2005 verboden. Samen met het hondje lokten de makke smienten hun soortgenoten de keel in. Vaak werd ook nog een tweede vangst gemaakt, daarbij werd gesneden gras in de keel gegooid waar de wilde smienten op af kwamen. Er waren dag dat Jok zeker 200 smienten kon vangen, maar die tijden liggen al ver achter hem
Hij maakte geen gebruik van het makhok voor de wilde eend, die makkestal groeide door de aanwas van eenden die uitgebroed waren in de kooi en door het dagelijks voeren van deze eenden. Het voer voor de eenden bestond hoofdzakelijk uit restanten van graszaad en granen. In Vlijmen waren 2 graszaadbedrijven actief. Bij het schonen van graszaden kwamen zaden van tal van kruiden en ongewenste grassoorten vrij. Enkele kooikers in de streek konden de afvalzaden krijgen en benutten als voer voor de eenden op de kooi. Een groot voordeel van deze zaden was dat ze bleven drijven op het water. Eenden waren verzot op deze zaden en werden, naast de kooihond en kort gesneden gras, ook het drijvend zaad de vangpijp ingelokt.

De bedreigingen van de eenden op de kooi. Jok is daar zeer duidelijk over: op de kooi leven alleen eenden, alle predators moeten worden verwijderd. Vanwege de bescherming van sommige soorten is dat heden ten dage anders geworden, waardoor met name de omvang van de makke stal steeds kleiner is geworden.

Jok heeft altijd gevangen met een hond, de laatste tijd met een kooikerhondje, maar daarvoor was bijna ieder hondje te gebruiken, zolang die maar wit of bruin was. Kooien met een zwarte hond geeft geen resultaat.

Jok is wel somber over de toekomst van het fenomeen eendenkooi, veel kennis gaat langzaam maar zeker verloren ook al doen veel vrijwilligers prima en dankbaar werk. 

Een reden voor ons om zoveel mogelijk van deze kennis via deze website vast te leggen.

Inhoud

Jok van Bijnen - Haarsteeg
extraSmallDevice
smallDevice
mediumDevice
largeDevice