Het hart van de eendenkooi is de kooiplas. Niet alleen als beginpunt van de afpaling, maar als baken van rust, verzamelplaats en lokplaats voor de eenden. De kooiplas kent vele gedaanten en heeft door de eeuwen heen veel veranderingen ondergaan. In het begin was deze verzamelplek een stuk uiterwaard of rustig stukje van een rivier. Vaak omringd door riet dat ook veel schuil mogelijkheden bood. Bij het steeds professioneler worden van de eendenvangst werd op basis van die eerste probeersels overgestapt op plassen water met 1 of meerdere vangpijpen. Op de vroegste kaarten zijn de eerste rogge-ei-modellen terug te vinden, maar ook een groot aantal varianten.
Helaas is het aantal oude kaarten beperkt en geven een allemaal een beeld van gebieden in het westen van het land, met name in en rond de verdronken Groote of Zuid-Hollandsche Waard. De oudste kaarten stammen van 1562, terwijl kaarten uit andere delen van het land meer dan een eeuw later verschijnen en waarop de eendenkooien slechts met een symbooltje worden aangegeven.
Van een aantal gebieden, met name bij veenafgravingen, zijn helemaal geen betrouwbare kaarten te vinden en moeten we het doen met vermeldingen van kooien in Oud Rechtelijke Archieven. Vaak waren deze kooien ook geen lang leven beschoren omdat ze samen met het veen onder water verdwenen.
De genoemde kaarten van de Groote Waard geven een zeer gevarieerd beeld van de kooiplassen. Die op de schorren hebben de meest wonderlijke vormen wat waarschijnlijk te wijten is aan het langzaam droog vallen van de schoren en bouwde men kooien in en rond de overgebleven plassen. Dit is mooi te zien op de kaart van de schorren rond Dubbeldam. Op die plekken die na het droogvallen werden omdijkt verschijnen rogge-ei-modellen.
Een van de oudste eendenkooi die afgebeeld is als dit model lag bij Werkendam aan de oostkant van de Groote Waard bij het Land van Altena. Hij is rechthoekig wat kan duiden op een gegraven kooiplas of een meertje aangepast als rogge-ei.
In de loop van de 17e eeuw komen we op diverse plaatsen wonderlijke modellen tegen die allemaal zijn gemaakt op bestaande watertjes, vaak oude dijk doorbraken. De bekendste eendenkooi die gebouwd is rond een waai of wiel is de Bakkerswaal bij Lekkerkerk.
In het begin van de 17e eeuw verschijnen in kaartboeken van diverse Kapittels tekeningen van kooien in de veenweide gebieden in Utrecht en Vijfheerenlanden (vroeger Zuid-Holland, nu ook Utrecht) afbeeldingen van boerenpijpen tegen. Kleine plasjes, in de buurt van de boerderij, meestal met 1 vangpijp. Ook staat er af en toe een wat completere kooi op de tekening.
Kaartboek St. Jan, Utrecht
krt.nr. 75. Land gelegen tussen de Reierskopse wetering en de Heycop (de Leidse Rijn) onder Veldhuizen, 1609
In andere delen van Nederland verschijnen aan het einde van de 17e eeuw op de eerste kaarten met aanduidingen van vogelcoyen, echter altijd met hetzelfde teken, een rechthoek met op de vier hoeken een lijntje (kaarten van o.a. Schotanus 1698 (Tresoar).
De eerste kaarten van kooien in Groningen komen uit het begin van de 18e eeuw en hier worden de kooiplassen meestal aangeduid met een ronde vorm zonder vangpijpen.
Pas bij het maken van kadastrale kaarten (1811-1832) worden de echte vormen van de kooien en de kooiplas duidelijk en zien we door het hele land de grote verschijdenheid aan vormen, meestal wel vanuit de grondvorm, de gegraven rechthoek met op de hoeken de vangpijpen en zeker niet altijd vier.
Wat opvalt is dat de kooiplassen in Friesland vaak bijna vierkant of bijna rond zijn, dit in tegenstelling tot de kooien in andere delen van het land waar deze meestal rechthoekig zijn en de lengte vaak tweemaal de breedte is.
Bij de wat rondere kooiplassen koemn we ook wat vaker meer dan vier vangpijpen tegen.
De enige echte regel voor een kooiplas is dat hij minimaal 200 m2 moet zijn en een vrije cirkel van 17,5 meter als straal heeft.