Gameren 1

'Ganse Kooi'

Gameren, sectie E, 1e blad, 199/200, Elskampen en Achterbroeken

Geschiedenis

De geschiedenis van deze kooi gaat lange tijd gelijk op met die van Gameren drie. Van beide kooien is nog niet bekend op welk tijdstip ze eigendom werden van het Groot Bommels Gasthuis. Een eerste aanwijzing komt uit 1635 als er een vermelding is van waarschijnlijk een verpondingscohier, De Gashuis Koeij, 6 mergen.
Een andere complicerende factor is dat steeds blijkt dat de pachters voor de helft de kooi van de ander in pacht heeft en soms ook de kooi weer onderverhuren. Dit stopt waarschijnlijk in 1800 als de beide kooien door eenendezelfde persoon wordt gepacht (tot 1862).

Hoe het ook zij, de gezamenlijke geschiedenis begint voor ons in 1641. In dat jaar gaan Otto Jansz van Tuyl en Peter Arienz een pachtcontract aan met het Bommels Gasthuis.

In 1641 worden beide kooien door het Groot Bommels Gasthuis in erfpacht gegeven aan Otto Jansz van Tuijl en Peter Ariensz. Ze zijn beide voor de helft van de kooien pachter tegen een pacht van 28,00 guldens per jaar, voor een periode van twaalf jaar.
De rentmeester van het Bommels Gasthuis verantwoordt dit keurig in zijn jaarrekeningen, echter zonder vermelding van de namen van beide pachters en dat het hier om vogelkooien gaat. 

1643
Het gaat echter al snel mis met de beide heren. In 1643 ontstaat er een groot meningsverschil over het gebruik van een van de kooien met ene Arien Claes Holler (ORA 8-435). Uit dit stuk blijkt ook dat de kooi bekend is onder de naam ‘De Loo’ (eene koije gelegen op drie morgen genaemt de Loo).
Arien Claes Holler leert het vak van kooijman Otto en vangt bij zijn eerste ‘treck’ 23 eentvogels. Hoe een en ander precies is afgesproken blijft onduidelijk, maar de affaire duurt tot 1646 en kost Otto het nodige geld.
Wellicht om zijn inkomen wat op te vijzelen verkoopt Otto samen met Peter Ariensz hooi van het land van Hubert Cup, ook dit mondt uit in een rechtzaak en zelfs een handgemeen waarbij Otto Hubert met een mes bewerkt.

1665
De kosten rijzen voor Otto de pan uit en er moet geld geleend worden. In eerste aanleg leent hij in 1655 geld bij Joan van Berckvliet een bedrag van driehondert zeventig car. guldens met als onderpand wat bezittingen waaronder de helft van de eendenkooien. In 1660 blijkt hij niet te kunnen voldoen aan de terugbetaling en komt daarmee in grote problemen. Ook bij Peter Ariensz loopt het niet goed en uiteindelijk lenen Otto en Peter in 1663 geld bij de heer Gans. Ze betalen hun schulden o.a. aan Joan van Berckvliet en geven als onderpand een aantal onroerende zaken waaronder ook de helft van de twee vogelkooien. De afspraken zijn niet allemaal even duidelijk en er ontsaat ruzie tussen de erfgenamen Gans en de weduwe Joan van Berckvliet, Margarita van der Heijden. (Ora Zaltbommel, 1691)

Waarschijnlijk lenen Otto en Peter  ook geld van van Johan van Dorp, onder dezelfde voorwaarden als Johan Gans, dus met als onderpand de andere helft van de kooien. Aan te nemen is dat Gans en Dorp hier verder afspraken over maken en hun aandelen in beide kooien omruilen, zodat Gans de kooi de Loo als onderpand heeft en Dorp de grote kooi.

1670
In 1670 gaat het dan mis met Otto van Tuijl, hij overlijdt en zijn zoon Geerlof Otto neemt de pacht over voor 14.0.0 guldens. Bij de grote kooi loopt het iets anders. Het aandeel van Peter Ariens komt in handen van de Johan van Dorp, de erfpacht gaat naar Robert Sanderson waarvan de dochter Elisabeth de erfpacht gaat betalen aan het Bommels Gasthuis (vanaf 1671 worden zij genoemd in de rekeningen van de Rentmeester). Later ontstaat ook onenigheid tussen Elisabeth Sanderson (erfgenaam van Robert Sanderson) en Maria van Dorp (Erfgenaam van Johan van Dorp). ORA Zaltbommel, 

1673
De kooien brengen toch te weinig op en dat is te merken in de betalingen. In 1677 stopt Juffrouw Sanderson met het betalen van de verpondingen, juffrouw Sanderson is getrouwd met Lucas Lillington die nog wel het hout op de kooi verkoopt t.b.v. het Gasthuis. Deze Lillington wordt in het nederlands verbasterd naar heer Leelijstond. Na 1686 stoppen ook de betalingen aan het Gasthuis. en worden ze in principe van de kooi gezet. 

1676
In 1676 gaat het dan ook mis bij Geerlof Otto van Tuijl, hij kan de schulden niet voldoen en de erfpacht gaat over naar de erfgenamen van Johan Gans. Ook deze constructie is geen langleven beschoren en in 1686 stoppen alle betalingen aan het Gasthuis. Er wordt aan beide kooien nog wat onderhoud gepleegd in de vorm van bomen knotten en riet oogsten.

1700
Uiteindelijk beseft het Gasthuis dat hier niets meer te halen is  en verpacht met ingang van 15 januari 1700 de kooi de Loo aan Cobus de Swart voor een periode van 33 jaar.
Van Cobus de Swart voor den pagt van 3 mergens lands zijnde een oude vogel kooij van Gans hergekomen voor het 33ste van het 33ste jaar Kersmis 1732, verscheenen luijt conditie en d’ approbatie van haar wel Ede en Agt in dato den 15 januarij 1700 de somma van 6-6-0

1733 - 1745
Hendrick Timmer pacht de kooi gedurende 12 jaar voor 78-0-0. De pachtsom is aanzienlijk hoger dan Cobus hiervoor betaalde. Het kan zijn dat Cobus een grote korting kreeg op de pachtprijs omdat de kooi in 1700 sterk vervallen was en Cobus de nodige herstel en verbeteringen heeft aangebracht
1746 - 1758
Jacob van Hees is voor twaalf jaar de pachter voor de prijs van 90-0-0 per jaar
1758 - 1770
Er komt weer een Timmer op de kooi, Christiaan, en hij pacht de kooi voor twaalf jaar. De pachtprijs wordt naar beneden bijgesteld, een reden hiervoor ontbreekt, maar Christiaan betaalt 66-0-0 per jaar
1770 - 1782
Op 1 mei 1770 neemt Dirk van Hees de pacht van de kooi over voor een periode van 12 jaar. De prijs gaat weer omhoog en Dirk moet jaarlijks 102-0-0 betalen aan de rentmeester van het Groot Bommels Gasthuis.
1782 - 1794
Gijsbert van der Salm uit Brakel neemt de pacht over. Ook deze pachter komt uit een bekend kooikers geslacht evenals zijn voorgangers van Hees en Timmer. Opnieuw gaat de pachtprijs omhoog en komt nu uit op 140-0-0

1787
In de Geldersche Historische Courant van dinsdag 24 juli 1787 verschijnt een advertentie van het Gasthuis met de aankondiging dat op woensdag 25 juli zal worden aanbesteed het verdiepen van de kooiplas en de vier kelen (vangpijpen). Informatie bij de pachter Gijsbert van der Salm, die ook de condities zal opgeven. Het is niet bekend wie voor de kosten moet opdraaien.

1794 - 1797
Gijsbert blijft de kooi pachten, maar ‘vergeet’ de pacht af te dragen aan de rentmeester. Hij krijgt een jaar respijt, maar als ook in 1797 de betaling uit blijft wort hij van de kooi gezet en komt er een andere pachter, Jacob van Hees. Op de andere kooi van het Gasthuis,  de Dorperense Kooi, zit een familielid van Gijsbert, Dirk van der Salm en ook deze betaalt de pacht niet meer, met als gevolg dat beide kooien vanaf 1797 tot 1802 door Jacob van Hees worden gepacht. (zie Gameren 3)

1802 - 1821
Vanaf  9 maart 1802 worden de beide kooien gepacht door Barent de Hartog voor een periode van 12 jaar en voor de pacht van f 380,00. Echter in 1810 neemt Jan van der Salm de pacht over, voordat de pachttermijn van Barent de Hartog is afgelopen, Als dit contact afgelopen is worden de kooien gepacht door Jacob van Hees (tot 1821)
1821 - 1826
Hendrik Evertse pacht voor 6 jaar beide kooien voor f 287,00
1826 - 1838
Vanaf 18 april is er weer een nieuwe pachter voor de twee kooien. Pieter Dingemans gaat voor 12 jaar de pacht aan voor een bedrag van f 274,00 per jaar.

1838 - 1856
D.J. Dingemans, ingaande de 3e mei 1838 voor de pacht van f 300,00 voor beide kooien voor meerdere periodes van 6 jaar. Halverwege 1856 neemt H. van der Laar de pacht over van de erven Dingemans. Hij sluit de pacht af voor 6 jaar.

1862 - 1885
Op 1 mei 1862 loopt het pachtcontract van beide kooien af. De Grote Kooi heeft veel te lijden van de overstroming en wordt na 1862 niet meer verpacht. (zie Gameren 3).

Er komt een nieuwe pachter voor de Kleine Kooi, J.H. Kuijmans uit Rotterdam pacht de kooi voor f 252,00 per jaar.

1885 - 1910
De kooi wordt gepacht door H. van Anrooij uit Nieuwaal voor f 290,00 per jaar. In 1892 neemt J.F. Gostelie Pz. uit ’s-Hertogenbosch de pacht over. Hij is daar oa. poelier, maar ook handelaar in eendenbout. In deze periode pacht hij links en rechts eendenkooien, met name rond ’s-Hertogenbosch en Land van Maas en Waal ( in totaal een tiental). Ook maakt hij leveringsafspraken met kooikers en kooi-eigenaren. In de loop van de tijd (1900 - 1930) gaan de vangsten achteruit en pacht Gostelie steeds minder kooien.

1910 - 1937
Joh. Jonkers. Het is niet bekend op welk moment Jonkers de kooi verlaat en vertrekt naar Batenburg om daar kooiker te worden. In de boeken van het Gasthuis is de betaling over 1937 de laatste vermelding van Jonkers.
Daarna is het onduidelijk wat er precies op en met de kooi gebeurd. De eerst volgende vermelding is in 1942 als ene J. van Haaften huur betaalt aan het Gasthuis.

In 1944 wordt de kooi weer verhuurd en nu aan Jacob Bakker. Een kooiker uit Overijssel waar hij ook nog eigenaar is van de kooi Haagjesgracht in Wanneperveen.

Uiteindelijk wordt de kooi op 4 februari 1956 verkocht aan Staatsbosbeheer.

wordt vervolgd

 

Eendenkooien

Gameren
Gameren 1
Gameren 2
Gameren 3
De Pauwe Kooi / Gameren 4
Lieskampen / Gameren 5
Oude Kooi
extraSmallDevice
smallDevice
mediumDevice
largeDevice