Op de Vischplaat hebben twee eendenkooien gelegen, niet gelijktijdijg, maar na elkaar. In 1819 kocht Cornelis van den Teen de Vischplaat om deze in cultuur te gaan brengen. Hij begon met het aanplanten van biezen en riet. Door de beweging van eb en vloed en de daarmee gepaard gaande afzettingen ontstond een plaat die alleen nog bij extra hoog water onderliep. De biezen en het riet werden gebruikt voor allerlei doeleinden (dakdekking, stoelmatten etc). Door de afzetting kwam de plaat steeds vaker droog te liggen en werden het grienden. Van der Teen legde ook een eendenkooi aan en een aantal buitenpijpen.
Op de kadasterkaart is de eerste eendenkooi ingetekend.
Alles had een grote aanslag op zijn vermogen gedaan en hij was genoodzaakt om zijn gedeelte van de Vischplaat te verkopen. In 1840 nam een driemanschap de zaak over en begon aan de inpoldering, ook de eendenkooi werd gedempt.
Het zuidelijk deel van van de Vischplaat was eigendom van de famile Volker uit Sliedrecht en niet in cultuur gebracht. In 1910 begon Bertus de Werd hier met het aanleggen van een eendenkooi en op een terp bouwde hij een kooihuis en een schuur. De familie de Werd bleef op de Vischplaat tot 1932. Bertus werd opgevolgd door zijn zwager Martien van Lent die al enige tijd Bertus ondersteunde en het vak kon leren. Martien bleef op de Vischplaat tot 1955. Ze overleefden ternauwernood de watersnoodramp van 1953. De kooi was verwoest en het huis was een bouwval geworden. Samen met zijn zoon Kees werd de kooi en het huis herbouwd. Kees volgde in 1955 zijn vader op en bleef kooiker tot 1961.
Door de afsluiting van het Haringvliet en de toename van de recreatie in de Biesbosch namen de vangsten dramatisch af en was er geen droog brood meer te verdienen.
Veel info komt uit het boekje ‘De Vischplaat, eiland in de Biesbosch’, een familie publicatie van Ad van Lent, 1994.