De eenden

Welke eenden vangt men in een eendenkooi

De eenden

De eendenkooi is ontwikkeld en gebouwd om waterwild te vangen (vogelarij) en dan met name zwemeenden die ‘grondelen’. Grondelen is het op de kop in het water gaan staan om voedsel onder water te zoeken; de kop en de borst steken hierbij onder water, terwijl het achterste boven water steekt.

Deze groep eenden kunnen vanuit stand, ook op het water, opvliegen, hetgeen ze ideaal maakt voor het vangen in de kooi. Duikeenden, zoals de kuifeend, ziet men meestal niet in de eendenkooi en zijn in staat om onderwater te gaan en zo de vangpijp uit te zwemmen. 

grondelende eenden

In vroeger tijd werden alle vogels die in de ‘vogelkoy’ werden gevangen gedood en geconsumeerd. De kooiker ving het liefst de Wilde Eend omdat dit de grootste eend is en het meeste vlees heeft, dus het meeste geld opbracht. Naast de wilde eend werden ook andere eendachtigen gevangen. Aangezien deze een stuk kleiner waren werden deze eenden ook wel ‘halven’ genoemd (Pijlstaaarten, Smienten en Slobben). Een andere gangbare term voor deze eenden is ‘blauwgoed’, een term diie hoofdzakelijk in het noorden van het land werd gebruikt en volgens Lebret (Suizende Wieken, pag 66) vallen hieronder Wintertalingen, Pijlstaarten, Smienten en Slobben. Het is niet helemaal duidelijk waar de term ‘blauwgoed’ vandaan komt en tegenwoordig worden alle niet wilde eenden onder deze termen verstaan.

Onder de huidige wetgeving mogen kooikers alleen de wilde eend voor consumptie doden. Alle andere soorten die gevangen worden moeten ter plekke losgelaten worden. Kooikers die in het bezit zijn van een ringvergunning mogen wel alle soorten voorzien van een ring, waarna deze vogels direct in vrijheid moeten worden gesteld.

De wilde eend

De wilde eend is een algemeen voorkomende watervogel. Het mannetje, de woerd, is te herkennen aan de opvallende groene kop en witte nekband. Het vrouwtje heeft een meer gecamoufleerd vooral bruin verenkleed. De donkerblauwe "spiegel" met witte rand op de vleugel is een gedeelde eigenschap en een goed kenmerk om vrouwtje te onderscheiden van de gelijkende krakeend die een witte spiegel heeft. In het najaar worden de paartjes gevormd. 

De broedperiode is vrij lang, van februari tot augustus. Gedurende die tijd heeft de wilde eend soms wel 2 tot 3 legsels, meestal bestaande uit 6 tot 10 eieren, na 24-32 komen de eieren uit. De jongen kunnen na 50-60 dagen vliegen.
Wilde eenden eten zowel waterplanten als grassen en kleine waterdiertjes. De soort is omnivoor en eet wat er voor handen is. 

De smient

De mannetjes zijn te herkennen aan hun oranjerode kop met een geel voorhoofd. Onder de kop is een gedeelte zalmroze en naar achter de grijze onderdelen. Het achterste gedeelte is zwart. Smienten hebben een relatief korte, grijze snavel. Vrouwtjes zijn minder getekend dan mannetjes en zijn grotendeels bruin. De smient overwintert langs de kust, de grotere binnenwateren en sloten en plassen. In de winterperiode is de smient, na de wilde eend, de meest voorkomende grondeleend in Nederland. Om zijn kenmerkende roep wordt hij ook wel ‘fluiteend’ genoemd. De smient broedt in Scandinavië en Siberië en komen massaal naar Nederland om te overwinteren. Ze grazen in grote groepen en eten bijna voor 100 % plantaardig voedsel, gras, groene planten en waterplanten. In de loop van oktober arrieveren de eersten en eind februari begint de trek naar het noorden en in mei begint het broedseizoen.
De wetenschappelijk naam is eigenlijk Anas penelops, maar is door een schrijffout veranderd in penelope. Penelops betekent in het grieks bontgekleurde eend.

De krakeend

Krakeenden zijn net iets kleiner dan de wilde eend. De woerden zijn helemaal effen grijs/bruin gepareld met een zwarte staartwortel. De spiegel is wit, de snavel zwart, de poten zijn geel met zwarte zwemvliezen. Vrouwjes lijken erg op de wilde eend, maar zijn wat lichter van bouw. Ze hebben een witte spiegel en buik en een oranje snavel.
Krakeenden zijn nauw verwant aan de wilde eend en sterk toegenomen in Nederland. De broedtijd begint relatief laat, van mei tot juli. Legsel tussen de 8 en 12 eieren enkomen uit na zo’n 24/26 dagen.
Het zijn vooral planteneters (bladen, stengels en zaden), maar enig dierlijk voedsel is hen niet vreemd.

Strepera betekent ‘de kraker’. Over het algemeen zijn ze wat moeilijk te vangen, vliegen vaak langs de kooiker terug. 

De wintertaling

Mannetje valt op door kastanjebruine kop en donkergroene vlek rond het oog, die doorloopt tot het achterhoofd. Het lichaam is grijs met een horizontale witte streep en een gespikkelde borst. De staart is zwart met gele zijden. Vrouwtje lijkt op vrouw zomertaling, maar de spiegel is glanzend groen. Een volwassen wintertaling is ca. 35 cm groot en weegt dan ca. 350 gram . Het is daarmee de kleinste eend die in Europa voorkomt.  
Ze  broeden op de toendra, in graslanden en bosachtige streken, soms in zeer kleine watertjes. Het legsel bestaat uit acht tot elf lichtgele of lichtgroene eieren, die door het vrouwtje gedurende 23 dagen worden bebroed.
In de winter verblijven wintertalingen in grote groepen in ons land en zijn dan te vinden in getijdekreken, de rivierdelta's en in natte uiterwaarden en ondergelopen graslanden.

De zomertaling

Het mannetje heeft als belangrijkste kenmerk een roomwitte streep boven het oog tot aan de hals. In vlucht heeft het mannetje een blauwgrijze voorvleugel en een witte buik. Het vrouwtje is zoals bij veel eendensoorten moeilijker te onderscheiden. Zij heeft een enigszins grijs gekleurde vleugels dan het vrouwtje van de wintertaling en mist haar groene spiegel.
De zomertaling broedt tussen april en mei en duurt tot uiterlijk juli. Heeft één legsel van meestal 8 tot 11 eieren en deze komen uit na 21-23 dagen.Ze broeden in drassige en moerassige gebieden met veel water- en oeverplanten, maar ook in graslandgebieden met veel hooiland en open water. De zomertalingen is omnivoor, in de winter bestaat het voedsel uit name plantaardig materiaal, zoals zaden, waterplanten en gras. In de lente en de zomer komen daar insecten(larven) en week- en waterdieren bij.

Pijlstaart 

Pijlstaarten zijn wat kleiener dan de wilde eend. Zijn naam dankt hij aan zijn lange ranke staart, daarnaast hebben ze een vrij lange nek die bij het grondelen het voordeel geeft dat ze in wat diepere wateren kunnen fourageren. Ze leven van plantaardig materiaal, maar ook kleine visjes en insekten staan op het menu.

De kop is donkerbruine kop, witte buik en hals. Een grijzige romp en de opvallende zwart-witte lange staart. Het vrouwje lijkt op de wilde eend, echter voorzien van een grijze snavel en een lichtbruine kop. Het is een zeldzame broedvogel. Grote aantallen overwinteren op meren en delta’s. Vooral in het waddengebied, IJsselmeer en Zeeland. Het is dus een echte trekvogel.

De slobeend 

De slobeend, zowel mannetjes als vrouwtjes, heeft een snavel met een spatelvorm, hiermee zuigen ze het water naar binnen, waar lamellen het voedsel in de vorm van planten, zaden en allerlei waterbeesjes opvangen. Het is een gespecialiseerde vorm van voedsel zoeken. De broedtijd is vanaf april tot juni en bestaat uit 1 legsel. In de winter trekken grote groepen slobeenden vanuit het noorden naar ons land en verblijven dan vooral in de Delta. Spatula is lepel en slaat dus op de snavel vorm.

 

 

Inhoud

De eendenkooi
Plattegrond eendenkooi
De kooiker
Het kooikerhondje
De vliegstal
De makkestal
De eenden
Het vangen van de eenden
extraSmallDevice
smallDevice
mediumDevice
largeDevice