NA-4.VTHR. Kaart van een gedeelte van de Groote- of Zuidhollansche Waard voor 1421. Kopie naar de kaart van landmeter N.Diert
In de loop van de twaalfde en dertiende eeuw was door de aanleg van dijken, dammen en sluizen een grote waard (circa 500 vierkante kilometer) ontstaan die zich uitstrekte van Heusden tot voorbij Dordrecht. De Groote- of Zuidhollandsche Waard was ontstaan. Aan de noordkant stroomde de Merwede en aan de zuidkant de Maas. Het delta gebied werd doorsneden door vele kleinere stroompjes zoals de Alm, de Donge, de Korne, de Eem en de benedenloop van de Dusse. Al het water moest worden afgevoerd naar de zee en maakte de waterhuishouding zeer gecompliceerd.In de 11e en 12 eeuw werd begonnen met de ontginning van de landerijen tussen Werkendam en Door de afwatering klonk het land sterk in en werd gevoelig voor overstromingen. Op de hogere gronden kon men landbouw plewerden gen en de waard de graanschuur van Holland. De lager gelegen delen werden gebruikt als wei-en hooiland en er verschenen eendenkooien. In de wateren werd veel gevist, in de grotere rivieren was de zalmvisserij een belangrijke verdienste.
In de waard werd op grote schaal turf gewonnen, die voor het merendeel via Dordrecht werd verhandeld. Maar turfwinning was slechts mogelijk na ontwatering en dat zorgde ervoor dat de bodem ging verzakken, op sommige plaatsen wel een meter per eeuw.
Behalve met de turfwinning, ook wel moernering genoemd, werd veel geld verdiend met de selnering. Vooral in het zuidwesten van de Grote Waard kwam onder een dunne laag zeeklei zout veen voor, de zogenaamde darink. Dit veen werd afgegraven, gedroogd en tot as verbrand, de sel.
Deze sel werd naar zoutketen overgebracht, waar ze in grote kuipen met zeewater werd vermengd en tot pekel verwerkt. Zo werd zout gewonnen, destijds het belangrijkste conserveringsmiddel. Maar ook de selnering bevorderde de bodemdaling, zodat het steeds moeilijker werd de zee buitendijks te houden.
Door de turf- en zoutwinning veranderde de Grote Waard steeds meer in een badkuip met een verzakkende bodem. Dijken vormden de enige bescherming tegen het dreigende water, maar die werden, mede als gevolg van de Hoekse en Kabeljauwse Twisten, na 1350 slecht onderhouden.
Rond 1287 vinden er veel overstromingen plaats o.a. de Groote Waard en de Riederwaard (Later o.a. de Alblasserwaard). Dijken worden hersteld en de gronden worden weer droog.
In de loop van de volgende eeuw vinden er wederom veel overstromingen plaats (1330, 1372, 1374, 1375, 1389, 1393 en 1396). Steeds weer worden de dijken hersteld. In 1411 is er een grote dijkdoorbraak van de Grote Waarddijk bij de plaats Werken en in 1413 nog een doorbraak bij Heusden en Aalburg.
Dan slaat de zware noordwester storm, waarschijnlijk in de nacht van 19 op 20 november 1421, de eerste St. Elisabethsvloed, een grote bres in de dijk bij Wieldrecht en loopt langzaam een groot deel van de Groote of Zuid-Hollandsche Waard onder water, waardoor veel dorpen onder water komen te staan. Van plaatsen als Aertswaart, Almstein, Eemkerk Crijskerk en Almsvoet steekt allen de jerktoren nog boven het water uit. In de Groote waard woonden naar schatting 20.000 mensen, waarvan er mogelijk een hondertal verdronken. Het water steeg langzaam zodat gemakkelijk een goed heenkomen kon worden gezocht met meenemen van have en vee. Later werden veel huizen en boerderijen afgebroken om elders weer op te bouwen, bouwnateriaal was schaars en prijzig.
Op 20 december 1421 bezwijkt ook de dijk van de Merwede bij Werkendam hetgeen de toestand verder verslechterd. Ook in 1422 zijn er weer dijkdoorbraken en op 18 november 1424 volgt weer een St. Elisabethsvloed. Alle reparatiewerken van na 1421 worden hierbij weer teniet gedaan alles is reddeloos verloren.
Het gebied tussen Dordrecht en Geertuidenberg is veranderd in een binnenzee waarbij eb en vloed alles bepalen en de vroege eendenkooien waren verdwenen.
De dramatische illustratie, gemaakt rond 1700, geeft een zeer vertekent beeld van de overstroming.
Bronnen o.a. Duizend jaar weer, wind en water - J. Buisman,
De Sint-Elisabethsvloed van 1421: van landbouwgrond naar natuurgebied, Auteurs: Gerrit Jan Schiereck en Paul Visser
Dit artikel is verschenen in: geografie november/december 2021
De groote Waard door Gabriel Janssen
(Archief BHIC)